
Es riecht nach Schnee, om mijn oude skileraar maar weer eens te citeren. Na weken schitterend voorjaarsweer waait er hier opeens een Siberische wind onder een loodgrijs wolkendek. En uit die poolwind landde er in alle vroegte een engel op ons stoepje. OK, we waren wat laat opgestaan, maar terwijl Caroline nog aan het douchen was en ik in mijn kamerjas met de honden aan het klooien was, hoorde ik plotseling onze voordeur opengaan. En daar klom zowaar madame Mouret naar binnen. In haar zondagse pak – een keurige paarse mantel, een echte handtas en een net zwart hoedje op. Wel op haar zwarte rubberen tuinpantoffels, maar quand même! Ze had met haar 86 jaar de lange afdaling van haar huis naar hier gemaakt. De honden vonden het een leuke afwisseling zo op de vroege zondagochtend en vooral Pomme klom zowat in haar hoedje.
Hoewel ze al vrijwel binnen was, nodigde ik haar uit om helemaal binnen te komen, gooide de honden in de keuken en bood haar een zitplaats aan, uit alle macht proberend om mijn wijdvallende kamerjas dicht te houden. Ze verdween in onze bank, met haar hoedje op. Caroline kwam gauw onder de douche vandaan en zette zich eveneens in kamerjas met natte haren tegenover haar. “Ik kom eieren brengen en een potje jam.” In koor zeiden we: “Ach, maar dat is toch niet nodig!” “Jawel, dat is wel nodig!”, riep ze.
Emie Mouret is een buitengewoon lief oud vrouwtje dat in het gehuchtje hier op een paar honderd meter vandaan, op de heuvel, woont. Haar man Roger is twee jaar terug overleden en nu rooit ze het alleen op de oude boerderij, met haar moestuin en haar kippen. Ze is behoorlijk doof en begint een beetje de weg kwijt te raken. Caroline was gisteren even langs geweest om – in deze barre corona-tijden – te vragen of ze iets kon doen. Dat kwam goed uit want Emie was in alle staten, haar kippenvoer was op! Dus haalde Caroline op de terugweg van de boodschappen in Saint-Yrieix een zak kippenvoer bij de Gamm Vert en als extraatje nam ze een tartelette bij de bakker voor haar mee.
En nu, gelijk de volgende ochtend, stond ze al op de stoep om de schuld te vereffenen, met twaalf eieren én een pot zelfgemaakte pruimenjam (waarop helaas – zo bleek later – een flinke laag schimmel dreef). “Komt uw zoon niet geregeld langs?”, vroegen we, omdat we hem twee dagen terug nog in zijn zilvergrijze Audi-sportwagen langs hadden zien komen. “Nee, die zie ik nooit!”, riep ze uit.
Emie is op haar negentiende met René (die hier op de boerderij van zijn vader was opgegroeid) getrouwd, kreeg op haar twintigste haar eerste kind, en is toen gelijk hier bovenop de heuvel ingetrokken bij Rene en zijn ouders. Haar herinneringen aan deze plek gaan dus lang terug. “Ja, ik kwam hier vaak. Dat komt, hier naast jullie huis stond toen nog een watermolen.” Dat wisten we wel, want de restanten zijn er nog, er is een oud stukje muur blijven staan aan de overkant van ons weggetje. De meertjes zoals die nu ons huis omringen waren er nog niet toen Aimée hier kwam wonen in de vijftiger jaren, alleen weilanden en een flinke beek waar de watermolen aan stond. Alles in de omgeving was van de baron, ook ons huis dat werd gepacht door de molenaar. “Oui, en René bracht dan het graan altijd in een zak naar de molen, waar het gemalen werd, waarna hij met de zak meel op zijn rug de heuvel weer opliep.”
We zuigen haar woorden altijd op, zo lang het nog kan. Meestal komt ze wel met een voor ons nieuwe anekdote. De vorige keer toen ze hier was, vertelde ze schalks dat haar buurvrouw, met wie ze nu al 65 jaar om de zoveel tijd knallende ruzie heeft, ‘het vroeger met iedereen deed’. De hele streek wist het, ook haar man, maar ja, die dronk en was bovendien niet helemaal goed bij zijn hoofd. Hun eerste kind was niet van hem, zoveel was zeker. Dat zijn toch nuttige weetjes, niet?
Maar ze had vandaag niet veel tijd. Non, geen kop koffie. “Ik ben zo vroeg”, zei ze, “omdat mijn voordeur niet meer op slot kan, en op dit tijdstip komt er niet veel volk langs. Maar ik kan dus niet zo lang blijven.” Zo kwam het dat we haar even later in onze badjassen weer uitzwaaiden, terwijl ze voorovergebogen op haar kromme beentjes aan de klim de heuvel op begon. Haar handen om haar nu lege handtas op de rug. De eerste dunne sneeuwvlokjes begonnen te vallen.